
De urgentie om beter te lezen is hoog. Het is alom bekend dat de leesvaardigheid van Nederlandse kinderen achterblijft. Dat heeft ook consequenties voor het lezen van de Bijbel. Kinderen leren beter lezen als er een rijk en gevarieerd boekenaanbod is en als er gesproken wordt over inhoud en vorm van de tekst. De leraar is aan zet.
Beter lezen! Ik neem u mee naar een christelijke school, waar in groep 7 een leerkracht het Bijbelverhaal over Noach vertelt. Daarna verrast hij zijn klas met het gedicht ”De zondvloed” van Jacob Revius. Met een keuze voor deze auteur sluit hij aan bij de christelijke traditie. Vervolgens presenteert hij het prentenboek ”De ark van Noach” van Peter Spier, waarin dit eeuwenoude gedicht is opgenomen.
De leerkracht wekt verwondering over de taal, laat de kinderen het gedicht zelf lezen en erover schrijven. Zo gaat de Bijbelles moeiteloos over in de taalles. Dát is beter lezen: met een rijke inhoud, in samenhang, gericht op persoonlijke, literaire en culturele vorming. En bovendien gepassioneerd onderwezen. Deze leerkracht doet er alles aan om zijn leerlingen lang en gelukkig te laten lezen.
Complex leesproces
Lezen is een ingewikkeld proces. Het verklanken en vloeiend lezen van een tekst is een voorwaarde voor tekstbegrip. Dat is heel complex en bovendien sterk afhankelijk van de individuele lezer en buitentekstuele factoren.
Taalkundige Hollis Scarborough ontwierp de ”Reading Rope” (”Leestouw”) om dat inzichtelijk te maken: lezen is als een touw dat bestaat uit veel verschillende strengen, zoals achtergrondkennis, woordenschat, kennis van taal- en tekststructuren, verbaal redeneren en literaire kennis. Lezers die christelijk-reformatorisch onderwijs hebben genoten, kennen een relatief beperkt aanbod en weinig genres: de strengen verbaal redeneren en literaire kennis zijn dun of bijna afwezig.
Het aanbod
Het tekstbegrip neemt toe als de school een verrijkte bibliotheek heeft: een breed, actueel en goed zichtbaar boekenaanbod van uiteenlopende genres en verschillende auteurs. Dat motiveert leerlingen en draagt bij aan hun tekstbegrip. Een doorleefde leescultuur zorgt voor leesmotivatie.
Een rijk aanbod spreekt echter niet vanzelf. Veel schoolbibliotheken in Nederland zijn verouderd en leraren hebben niet genoeg kennis van actuele jeugdliteratuur. Binnen het christelijk onderwijs is de collectie veelal gebaseerd op wat christelijke uitgevers aanbieden. Daardoor is er sprake van ”single stories”: vertrouwde verhalen uit de eigen kring of vanuit een bekend perspectief verteld. Het lezen van zulke verhalen is niet of weinig uitdagend omdat er –ondanks goede bedoelingen van christelijke auteurs– vaak sprake is van een gebrek aan artistieke kwaliteit, wat uiteindelijk een verplatting van het christelijk geloof kan veroorzaken.
Leesexpert Suzanne Bogaerds schreef onlangs over „boeken met keurige personages die een aangeharkte plot doorlopen”, die we overhouden als we oppervlakkige en vooral uiterlijke selectiecriteria hanteren. De moeite met moderne jeugdliteratuur is begrijpelijk, maar als kinderen beter moeten leren lezen, is het belangrijk dat ze dat niet op de automatische piloot doen, maar leren denken en redeneren. Daarvoor is de literaire vorm belangrijk.
De literatuur
Een persoonlijke verwerking van een thema en de eigen stem van de auteur zijn essentieel voor literatuur van enig niveau. Natuurlijk kan het christelijk geloof een plaats krijgen in een verhaal, maar dan moet het een wezenlijk aspect van een echt menselijk personage zijn en volledig een onderdeel zijn van zijn persoonlijkheid. In de Nederlandse jeugdliteratuur zien we dat weinig; in de Afrikaanse en Amerikaanse kinderboekenwereld krijgt christelijke jeugdliteratuur wél literaire prijzen.
Zo heeft Elsabe Steenberg, een Afrikaanse auteur, overtuigend laten zien –bijvoorbeeld in haar boek ”Boom bomer boomste”– dat literaire kwaliteit en christelijk geloof samen kunnen gaan.
Bomen spelen in Steenbergs hele oeuvre een rol, daaraan herken je haar eigen stem. Opa spreekt vol ontzag over ‘zijn’ bomen en als Philla vraagt wie God is, kan hij alleen maar beeldspraak gebruiken: God is die boomste boom. In datzelfde verhaal komt ook een bonsaiboompje voor: dat wordt heel klein gehouden, maar is bijzonder kostbaar. In mijn ogen een treffend christelijk beeld.
Door samen na te denken over open plekken, door motieven en beeldspraak op te merken en te interpreteren, dus door verbaal redeneren, wordt de Reading Rope sterker.
Dat gebeurt niet als de kinderen ”meer van hetzelfde” lezen. Leerkrachten zouden meer onderscheid kunnen maken in die zin dat kinderen stillezen in boeken die minder inspanning vergen of precies aansluiten bij de identiteit van de school, maar gezamenlijk (hele!) boeken lezen die inhoudelijk en literair gezien uitdagender zijn. Zo worden de ”single stories” aangevuld.
De didactiek
Om dat te realiseren is een passende didactiek noodzakelijk. Het traditionele ”begrijpend lezen” is failliet – en dat is winst voor het christelijk onderwijs. In plaats van vragen laten maken bij leesteksten (”finding facts”, alleen het goede antwoord geven) moet de leerkracht met de leerlingen in gesprek gaan over een tekst, zo mogelijk in samenhang met andere vakken.
Een verschuiving van finding facts naar ”making sense” (proberen te begrijpen) geeft de leraar de gelegenheid om diepgaand met de leerlingen te lezen. Wanneer lezen gepaard gaat met persoonlijke betrokkenheid en betekenisgeving, groeien kennis en begrip. Leerlingen worden zo actieve deelnemers die verschillende perspectieven leren kennen.
Leraren kunnen tijdens de boekgesprekken gerichte vragen stellen om de verhalen te verbinden met het geloof en passages die schuren met de eigen identiteit zorgvuldig en respectvol bespreken. Daarvoor zijn verschillende gespreksdidactieken voorhanden.
De leraar
De leraar is in de christelijke schoolpedagogiek een gids, dus ook een leesgids: een bemiddelaar tussen boek en leerling die bepaalt wat er gelezen wordt en hoe. Bovendien is hij als leesbevorderaar een verbinder. Als hij het echte gesprek aangaat (Marc Pike) leert hij zijn leerlingen beter kennen en geeft lezen een band.
Een student die tijdens een college vertelt dat hij het verhaal van Willem Tell uit een catechismuspreek van ds. Smijtegelt kent, brengt zijn eigen perspectief in – en daar leren anderen van. Zo ontstaat er ruimte voor uitwisseling: een boeiend boek, een goed gesprek, een leraar die leest.
Dit artikel is een samenvatting van de lectorale rede die zij op 12 juni heeft uitgesproken onder de titel ”En ze lazen nog lang en gelukkig. Boeiende boeken en goede gesprekken in het christelijk onderwijs”. Ook is dit artikel verschenen als opinie-artikel in het RD.