
Moet je al op de basisschool beginnen met Engels, of is dat pas echt zinvol in het voortgezet onderwijs? In deze blog weegt Piet Murre deze vraag aan de hand van tientallen jaren onderzoek.
Ergens in 2024 stond het volgende citaat op mijn status:
Research has for more than half a century consistently failed to find any longterm advantage to beginning second language learning at primary as compared to secondary school
Voor starten met een andere taal (Engels) op de basisschool in vergelijking met starten in het voortgezet onderwijs, heeft een halve eeuw onderzoek geen enkel langetermijnvoordeel gevonden.
(Pfenninger & Singleton, 2019, p. 208)
Iemand vroeg me onlangs om daar wat meer over te zeggen. Graag deel ik mijn antwoord.
Bij het afwegen van de beslissing of het verstandig is om op de gemiddelde Nederlandse basisschool (inclusief de christelijke) vroeg te starten met het aanbieden van Engels, spelen in elk geval de volgende afwegingen:
1.
Het gaat om het leren van een tweede taal (een ‘L2’). Een L2 kun je leren in een naturalistische setting, dat wil zeggen, in een omgeving/land waar de betreffende taal door de meerderheid als omgangstaal wordt gebruikt, of in een schoolsetting, als de L2 in het land niet een omgangstaal betreft.
Er zijn natuurlijk allerlei tussenvormen. In Nederland zitten we niet in een naturalistische setting, maar een ‘classroom’ setting, ondanks dat er vrij veel Engels in het dagelijks leven aanwezig is. Dat heet EFL, English as a Foreign Language (in tegenstelling tot ESL, waar de S staat voor Secondary, en het dan de omgangstaal betreft van de regio).
2.
Uit de jaren 50 stamt een idee dat er voor het leren van een tweede taal een kritische periode is, waarna het niet meer mogelijk zou zijn om de taal goed te leren. Goed, in de zin van: bijna als moedertaalgebruiker. Dit heet de CPH, de Critical Period Hypothesis.
Het empirische bewijs voor een CPH is flinterdun gebleken in al die jaren (zoals het citaat hierboven ook suggereert). Voor zover er verschillen waren, hebben die te maken met de hoeveelheid blootstelling, totale context, enzovoorts. Die kunnen veranderen met iemands leeftijd (naarmate je ouder wordt, heb je meer Engels gehoord, bijvoorbeeld), maar leeftijd als zodanig is dan niet de bepalende factor.
Bovendien zijn er voldoende voorbeelden van mensen die op latere leeftijd (na die zogenaamde kritische periode) een L2 hebben geleerd en die worden ervaren als moedertaalgebruikers. Ten slotte zou je je ook moeten afvragen of het doel voor de gemiddelde leerling (L2-gebruiker) moet zijn, dat hij ervaren wordt als ‘native’. Mij lijkt van niet.
3.
Kan een jonge leerling (van zeg 6 jaar oud) in een schoolsetting in enkele jaren überhaupt leren wat dan leerdoelen voor Engels als L2, in een EFL omgeving, zouden kunnen zijn, zoals het bereiken van A1-niveau? Het antwoord is op zich: ja. Maar dan zijn er twee aspecten heel belangrijk: is dit effectief, en is het efficiënt?
4.
Dus de vervolgvraag is: Is er op de lange termijn (zeg halverwege of eind van het voortgezet onderwijs) nog verschil met leerlingen die enkele jaren later (zeg 10-11 jaar oud of nog wat later) gestart zijn met het leren van Engels? Antwoord: nee, er is geen verschil meer.
De oudere leerlingen halen de jong gestarte leerlingen in. Ze leren evenveel in minder tijd en zijn dus sneller. Oudere kinderen leren kennelijk in een kortere periode evenveel of meer dan jonge kinderen in een langere periode.
5.
Het is dus inefficiënt om aan Early English te doen. Anders gezegd: je zou met deze jonge leerlingen andere belangrijke dingen kunnen doen in dezelfde periode.
6.
En dan komt er inmiddels nog een aspect om de hoek kijken: hoeveel moeite moet je als school, als gemeenschap, als land doen, om Vroeg Engels te geven? Leerkrachten moeten ervoor opgeleid zijn.
In de literatuur wordt C1 of minimaal B2 genoemd als beheersingsniveau en de meeste groepsleerkrachten zitten daar ver onder. Dat kost heel veel inspanning en tijd (en dus geld) voor een grote groep onderwijsgevenden in het basisonderwijs. Er moeten middelen en materialen zijn, die ook veel geld kosten. De didactiek en pedagogiek dienen op de leeftijd afgestemd te zijn. En dergelijke.
7.
Zoals bij elke keuze komt ook de vraag wat je anders met deze tijd, inspanning, geld had kunnen doen; de alternatieve aanwending. Dus zelfs als Early English een goede keuze zou zijn, wat het niet is, moet je die afzetten tegen andere opties, die dan minder aantrekkelijk zouden moeten zijn.
8.
Een optie die in lijn is met de bevindingen van empirisch onderzoek, zou er als volgt uit kunnen zien:
- Engels pas starten in groep 6, en doorgaan in groep 7 en 8 en daar dan wel voldoende uren per week inroosteren.
- De schaarse tijd en geld worden dan alleen besteed aan materialen voor groep 6-8 en alleen de groepsleerkrachten die daar werken behoeven dan C1 te bereiken. Als je evenveel geld zou reserveren als voor Vroeg Engels kun je dus per leerkracht veel meer investeren, en minder roofbouw plegen op hen. Je kunt je in de groepen 1-5 richten op belangrijkere zaken, bijvoorbeeld veel/goed lezen in de moedertaal.
- Een randvoorwaarde (die voor alle tweedetaalonderwijs geldt) is, dat de lessen ingericht moeten worden volgens de sterke variant van communicatief taalonderwijs (zie mijn blog).
9.
Kortom: Het is voor de gemiddelde basisschool en leerlingen in Nederland niet doeltreffend en niet doelmatig om al vroeg te beginnen met het aanbieden van Engels. Ik dacht er vroeger ook anders over, maar de data zijn duidelijk. Het is zonde van de tijd, energie en inspanning, van iedereen om het dan toch te doen, terwijl er zoveel tegen pleit.
Bijlage met citaten
Hieronder een download met een paar citaten uit de wetenschappelijke literatuur. Zoals wetenschap betaamt, bevatten de artikelen nuances en voorbehouden, maar het plaatje is glashelder.
- Download de citaten (pdf)
De onderzoeksprojecten van Driestar educatief
Het onderzoekscentrum heeft als centrale thematiek 'Christelijk leraarschap'. De onderzoeksprojecten zijn ondergebracht in vijf themagebieden die ieder een eigen lector als supervisor hebben.
Lees meer